Pagina's

woensdag 4 juni 2014

Luidop, door Gaea Schoeters

Schrijven is een eenzaam vak. Maanden, soms zelfs jarenlang zit je aan je bureau (of aan dat van iemand anders, of in een tuin, een blokhut, een café) woorden achter elkaar te zetten. En weer te schrappen. Om te draaien. Tot andere zinnen. Die je wel laat staan. In de hoop dat ze klinken zoals jij het verhaal hoort in je hoofd. Ik ben geen auteur die luidop zijn eigen teksten leest. Sommige collega’s doen dat wel, tijdens het schrijven, om te horen of het werkt; ik lees altijd in stilte. Luidop in mijn hoofd. Uit gêne, misschien. Of omdat het nog niet echt af is. Dan.

Op een gegeven moment is het dat wel. Af en klaar en zelfs gedrukt. Dan haal je het eerste boek uit de doos, ruikt de verse drukinkt, voelt voor het eerst de cover. (Een heel bijzondere cover deze keer, op stug papier, waar je met je vingertoppen de indruk van elke letter in kan voelen. Niet zwart op wit, maar rood en blauw in wit.) Altijd weer heeft dat moment, waarop je een boek voor het eerst vastpakt, iets van een eerste kus. Een voorzichtig verkennen, dan openslaan, en hopen dat het niet tegenvalt. Dat de woorden die je daar neerzette, doen wat ze moeten doen.

Of dat zo is, weet je nooit. Dat weet alleen de lezer. Die ze in zijn hoofd hoort. Daar ben je als auteur niet bij. Gelukkig. En tegelijkertijd zou je er wel bij willen zijn. Onzichtbaar, maar wel daar. Willen zien hoe de woorden insijpelen. Hoe iemand stil wordt, vergeet te bewegen, of zacht begint te blozen bij wat je daar geschreven hebt. Hoe de woorden zich ingraven in zijn of haar hoofd, en zich daar mengen met zijn gedachten. Herinneringen loswoelen. Hoe jouw boek, het boek dat je schreef, het zijne wordt, omdat de lezer zich het verhaal toe-eigent. En het omvormt tot wat hij wil lezen. (Elk liefdesverhaal is een madeliefje, waarvan we de bladen omslaan en ons afvragen ‘Houdt ze van mij? Of niet?)

Deze keer was ik er wel bij. Maandenlang had ik mijn boek zorgvuldig bewaakt; op mijn redacteur na had maar een handvol mensen het te zien gekregen. Altijd buiten mijn aanwezigheid. Maar nu zat ik het in te lezen, voor de Luisterbibliotheek. Luidop. Alle 368 pagina’s. Woord na woord en zin na zin. Het was één van de beangstigendste dingen die ik ooit al heb gedaan. Zou het werken? Werkte het? Klonk het zoals ik had bedoeld? Na een paar pagina’s herademde ik. Tevreden. Ja, zo had ik het bedacht. Het klopte. Het werkte. Voor mij dan toch. Veilig tussen deze vier geïsoleerde muren.


En toen zag ik haar zitten, door het glazen ruitje van de inleescel. Mijn eerste luisteraar. Die, terwijl ik las, woord per woord het verhaal binnenkreeg. In mijn bijzijn. Vier ochtenden lang heb ik haar stiekem bekeken, tijdens het lezen. Wat ik zag, gaat niemand aan. Maar zeker is: ze luisterde. Het was één van de mooiste momenten die ik als schrijver heb meegemaakt. Te zien wat je verhaal met iemand doet. En plots wist ik het weer –hoe kon ik het vergeten? Ik heb het zo vaak voor mijn lief gedaan-: dat voorlezen het mooiste is. En we het veel te weinig doen. Zeker uit eigen werk.

foto: Gaea Schoeters in de Luisterpuntstudio

Het boek waarvan ook onze studiomedewerker Rita ontzettend heeft genoten is "De kunst van het vallen" van Gaea Schoeters, boeknr. 21592, speelduur 10:13.

zondag 5 januari 2014

Een ereplaats voor Jan Simoen




Een mooi, ontspannend 2014 vol boeiende boeken gewenst!
Het laatste weekend van de kerstvakantie zit er bijna op, en ik ben bezig aan de laatste lesvoorbereidingen. Want maandag tijdens mijn springuren is het tijd om de schoolbib onder handen te nemen. Begin januari krijgt Jan Simoen namelijk extra aandacht in onze bib.

Vandaag precies een jaar geleden overleed Jan. Ik leerde hem kennen in november 1997, toen de boekhandel ‘De Kleine Johannes’ uit Leuven 25 verjaardagskaarsjes mocht uitblazen. Want als er gefeest werd, was Jan er graag bij.
Hij was een warme, hartelijke en joviale man wiens pretogen niet ophielden met blinken. Regelmatig kwam ik hem tegen in Leuven, en hoewel we elkaar niet echt heel goed kenden, maakte hij graag tijd voor een babbel met een hapje en een drankje.
Jan gaf les aan het Heilige-Drievuldigheidscollege in Leuven. Hij was leraar Frans in de derde graad. Vanaf september 2010 werden we collega’s doordat ik in het HDC begon te werken. Het was een fijn weerzien, helaas veel te kort. Jan overleed in januari 2013 aan kanker.

In onze schoolbib verdient hij dus een ereplaats. Niet enkel omdat hij een geliefde leraar was, maar ook omdat hij schrijver was. En wat voor één! Mijn lievelingsboek is nog steeds ‘Met mij gaat alles goed’, het eerste deel van een trilogie. Het boek vertelt het verhaal over twee heel verschillende oorlogen: die van Jonas en van Michaël. Het dateert van 1996, maar ik raad het nog altijd aan mijn leerlingen uit de tweede graad aan.
Een ander pareltje is ‘Slecht’, over Nathan die iets mispeuterd heeft. Leerlingen die het gelezen hebben waren er laaiend enthousiast over. En dat is logisch: het verhaal leest niet enkel als een trein, Jan Simoen wist hier als geen ander hoe hij tot het einde toe de spanning moest vasthouden. Beetje bij beetje geeft Nathan de waarheid prijs, zodat je als lezer slechts mondjesmaat te weten komt wat hij op zijn kerfstok heeft. ‘Slecht’ werd terecht bekroond met een Boekenwelp en de Gouden Zoen in 2008.
Het laatste boek dat hij zelf nog zag verschijnen, werd ‘De nacht van 2 april’, voor lezertjes vanaf 11 jaar. Zijn broer Peter illustreerde het. Jan wou het ook nog zelf inlezen als DAISY-boek, maar daarvoor was hem niet genoeg tijd gegund. Gelukkig heeft Jan Brocatus - vrijwilliger bij Transkript - dat in zijn plaats op voortreffelijke wijze gedaan!