Pagina's

woensdag 4 juni 2014

Luidop, door Gaea Schoeters

Schrijven is een eenzaam vak. Maanden, soms zelfs jarenlang zit je aan je bureau (of aan dat van iemand anders, of in een tuin, een blokhut, een café) woorden achter elkaar te zetten. En weer te schrappen. Om te draaien. Tot andere zinnen. Die je wel laat staan. In de hoop dat ze klinken zoals jij het verhaal hoort in je hoofd. Ik ben geen auteur die luidop zijn eigen teksten leest. Sommige collega’s doen dat wel, tijdens het schrijven, om te horen of het werkt; ik lees altijd in stilte. Luidop in mijn hoofd. Uit gêne, misschien. Of omdat het nog niet echt af is. Dan.

Op een gegeven moment is het dat wel. Af en klaar en zelfs gedrukt. Dan haal je het eerste boek uit de doos, ruikt de verse drukinkt, voelt voor het eerst de cover. (Een heel bijzondere cover deze keer, op stug papier, waar je met je vingertoppen de indruk van elke letter in kan voelen. Niet zwart op wit, maar rood en blauw in wit.) Altijd weer heeft dat moment, waarop je een boek voor het eerst vastpakt, iets van een eerste kus. Een voorzichtig verkennen, dan openslaan, en hopen dat het niet tegenvalt. Dat de woorden die je daar neerzette, doen wat ze moeten doen.

Of dat zo is, weet je nooit. Dat weet alleen de lezer. Die ze in zijn hoofd hoort. Daar ben je als auteur niet bij. Gelukkig. En tegelijkertijd zou je er wel bij willen zijn. Onzichtbaar, maar wel daar. Willen zien hoe de woorden insijpelen. Hoe iemand stil wordt, vergeet te bewegen, of zacht begint te blozen bij wat je daar geschreven hebt. Hoe de woorden zich ingraven in zijn of haar hoofd, en zich daar mengen met zijn gedachten. Herinneringen loswoelen. Hoe jouw boek, het boek dat je schreef, het zijne wordt, omdat de lezer zich het verhaal toe-eigent. En het omvormt tot wat hij wil lezen. (Elk liefdesverhaal is een madeliefje, waarvan we de bladen omslaan en ons afvragen ‘Houdt ze van mij? Of niet?)

Deze keer was ik er wel bij. Maandenlang had ik mijn boek zorgvuldig bewaakt; op mijn redacteur na had maar een handvol mensen het te zien gekregen. Altijd buiten mijn aanwezigheid. Maar nu zat ik het in te lezen, voor de Luisterbibliotheek. Luidop. Alle 368 pagina’s. Woord na woord en zin na zin. Het was één van de beangstigendste dingen die ik ooit al heb gedaan. Zou het werken? Werkte het? Klonk het zoals ik had bedoeld? Na een paar pagina’s herademde ik. Tevreden. Ja, zo had ik het bedacht. Het klopte. Het werkte. Voor mij dan toch. Veilig tussen deze vier geïsoleerde muren.


En toen zag ik haar zitten, door het glazen ruitje van de inleescel. Mijn eerste luisteraar. Die, terwijl ik las, woord per woord het verhaal binnenkreeg. In mijn bijzijn. Vier ochtenden lang heb ik haar stiekem bekeken, tijdens het lezen. Wat ik zag, gaat niemand aan. Maar zeker is: ze luisterde. Het was één van de mooiste momenten die ik als schrijver heb meegemaakt. Te zien wat je verhaal met iemand doet. En plots wist ik het weer –hoe kon ik het vergeten? Ik heb het zo vaak voor mijn lief gedaan-: dat voorlezen het mooiste is. En we het veel te weinig doen. Zeker uit eigen werk.

foto: Gaea Schoeters in de Luisterpuntstudio

Het boek waarvan ook onze studiomedewerker Rita ontzettend heeft genoten is "De kunst van het vallen" van Gaea Schoeters, boeknr. 21592, speelduur 10:13.

zondag 5 januari 2014

Een ereplaats voor Jan Simoen




Een mooi, ontspannend 2014 vol boeiende boeken gewenst!
Het laatste weekend van de kerstvakantie zit er bijna op, en ik ben bezig aan de laatste lesvoorbereidingen. Want maandag tijdens mijn springuren is het tijd om de schoolbib onder handen te nemen. Begin januari krijgt Jan Simoen namelijk extra aandacht in onze bib.

Vandaag precies een jaar geleden overleed Jan. Ik leerde hem kennen in november 1997, toen de boekhandel ‘De Kleine Johannes’ uit Leuven 25 verjaardagskaarsjes mocht uitblazen. Want als er gefeest werd, was Jan er graag bij.
Hij was een warme, hartelijke en joviale man wiens pretogen niet ophielden met blinken. Regelmatig kwam ik hem tegen in Leuven, en hoewel we elkaar niet echt heel goed kenden, maakte hij graag tijd voor een babbel met een hapje en een drankje.
Jan gaf les aan het Heilige-Drievuldigheidscollege in Leuven. Hij was leraar Frans in de derde graad. Vanaf september 2010 werden we collega’s doordat ik in het HDC begon te werken. Het was een fijn weerzien, helaas veel te kort. Jan overleed in januari 2013 aan kanker.

In onze schoolbib verdient hij dus een ereplaats. Niet enkel omdat hij een geliefde leraar was, maar ook omdat hij schrijver was. En wat voor één! Mijn lievelingsboek is nog steeds ‘Met mij gaat alles goed’, het eerste deel van een trilogie. Het boek vertelt het verhaal over twee heel verschillende oorlogen: die van Jonas en van Michaël. Het dateert van 1996, maar ik raad het nog altijd aan mijn leerlingen uit de tweede graad aan.
Een ander pareltje is ‘Slecht’, over Nathan die iets mispeuterd heeft. Leerlingen die het gelezen hebben waren er laaiend enthousiast over. En dat is logisch: het verhaal leest niet enkel als een trein, Jan Simoen wist hier als geen ander hoe hij tot het einde toe de spanning moest vasthouden. Beetje bij beetje geeft Nathan de waarheid prijs, zodat je als lezer slechts mondjesmaat te weten komt wat hij op zijn kerfstok heeft. ‘Slecht’ werd terecht bekroond met een Boekenwelp en de Gouden Zoen in 2008.
Het laatste boek dat hij zelf nog zag verschijnen, werd ‘De nacht van 2 april’, voor lezertjes vanaf 11 jaar. Zijn broer Peter illustreerde het. Jan wou het ook nog zelf inlezen als DAISY-boek, maar daarvoor was hem niet genoeg tijd gegund. Gelukkig heeft Jan Brocatus - vrijwilliger bij Transkript - dat in zijn plaats op voortreffelijke wijze gedaan!

zondag 8 december 2013

'Het puttertje' of toch maar 'Post voor mevrouw Bromley'?


Leraren zaten de laatste week weer in de pre-examendrukte: zorgen dat de laatste stukjes leerstof gezien zijn, dat de laatste taken en toetsen verbeterd zijn om de rapporten dagelijks werk te kunnen opstellen en natuurlijk nieuwe examens maken.
Gelukkig zit ik in goeddraaiende vakgroepen met hardwerkende collega’s die de taken mooi verdelen waardoor mijn bijdrage aan de examens deze keer eerder beperkt is gebleven. Waarvoor dank, Sofie en Jan!

Dit weekend was dan ook één van die zeldzame waarop ik tot de conclusie kwam dat ik eigenlijk nauwelijks schoolwerk had. Tijd dus om de boeken die ik begin november in huis had gehaald, maar niet gelezen kreeg, weer ter hand te nemen.
Wat zou het worden? ‘Het Puttertje’ van Donna Tartt of ‘Post voor Mevrouw Bromley’ van Stefaan Brijs?

Het was moeilijk kiezen. Ik heb het debuut ‘De verborgen geschiedenis’ van Donna Tartt jaren geleden gelezen - neen verslonden - herverslonden en nog eens gelezen. Ik kon er niet genoeg van krijgen. Het verhaal begint met de vondst van een lijk. De ik-verteller bekent onmiddellijk dat hij bij de moord betrokken is. De lezer wordt ondergedompeld in de wereld van een groepje studenten aan een kleine universiteit in Vermont. Ze studeren er klassieke talen en discussiëren over Griekse teksten en morele dilemma’s. Langzaamaan komt de lezer te weten hoe het groepje ertoe kwam een medestudent om het leven te brengen. Geen whodunit, wel een whydunit, dixit Tartt.
In de herfstvakantie heb ik dan van ‘Het puttertje’ het eerste hoofdstuk gelezen. Het boek neemt een overrompelende start: tijdens een bezoek aan een museum verliest een jongetje uit New York zijn moeder bij een aanslag die hijzelf op wonderbaarlijke wijze overleeft. Meer heb ik niet gelezen. Niet omdat het boek niet boeide, integendeel, maar omdat het schoolwerk net wat harder om mijn aandacht schreeuwde.
Van Stefaan Brijs had ik nog niets gelezen. Hoog tijd dus om mijn schade in te halen. En daarom werd het ‘Post voor mevrouw Bromley’.
Ik ben niet helemaal eerlijk als ik zeg dat ik van Brijs nog niets gelezen heb. Begin 2012 reageerde ik namelijk op een oproep van ‘Klasse voor Leraren’. Er werden vrijwilligers gezocht die in diverse studio’s in Vlaanderen boeken wilden inlezen om er DAISY-boeken van te maken. Ik maakte een afspraak met Transkript in Leuven en mocht enkele dagen later een stemproef komen afleggen. Eén van de vier teksten die ik moest lezen was een fragment uit ‘Post voor mevrouw Bromley’. Het was wellicht de gemakkelijkste tekst van de vier: degelijke zinnen, niet te kort en niet te lang, een beheerste doch vloeiende stijl en bovenal boeiend. Op amper één bladzijde kwamen de personages al tot leven.
Blijkbaar vond de stemmencommissie dat ik voldeed, en zo komt het dat ik zo goed als wekelijks bij Transkript boeken ga inlezen. Ik wou het vooral doen omdat ik merk dat mijn dyslectische leerlingen te weinig lezen. Misschien kan een DAISY-boek hen verleiden zich toch te verdiepen in historisch romans, poëzie of spannende thrillers? Ze missen hele werelden als ze niet lezen…

Toch wil ik er niet voor pleiten dat mijn dyslectische leerlingen alleen maar DAISY-boeken beluisteren. Nog geen twee weken geleden verscheen namelijk een artikel in de pers over de invloed van voorleessoftware op de leesontwikkeling van dyslectische kinderen.  Het gaat hier wel niet specifiek over DAISY-boeken, eerder over software als Sprint en Kurzweill. Onderzoekers menen dat het laten horen van nieuwe woorden door middel van die software een negatief effect heeft op het onthouden van nieuwe woorden, omdat de lezertjes de woorden dan niet zelf actief moet decoderen. Bovendien is uit eerder onderzoek al gebleken dat letter voor letter een woord verklanken cruciaal is voor het memoriseren van het letterbeeld waaruit een woord is opgebouwd. Daarom bevelen de onderzoekers nu aan om die software enkel te gebruiken nadat de leesontwikkeling bij kinderen grotendeels voltooid is. Zwakke lezertjes wordt afgeraden voorleessoftware in de basisschool te gebruiken, leesvaardigheid ontwikkelt zich namelijk tot het veertiende jaar. Volgens de wetenschappers is het enorm belangrijk dat dyslectici zo veel mogelijk actief bezig zijn met lezen om hun leesvaardigheid bij te schaven. Kortom, wat je eigenlijk met je ellebogen aanvoelt, is nu ook wetenschappelijk aangetoond.

En toch blijf ik DAISY-boeken inlezen, ook voor jongeren. Want een kind dat een uur lang heeft zitten zwoegen op één hoofdstuk van - laat ons zeggen - tien bladzijden, mag dan toch als beloning lekker onder de wol kruipen met een DAISY-boek om daar in een half uurtje de drie of vier volgende hoofdstukken te beluisteren. Nietwaar?

zondag 1 december 2013

Bloggen? Ik?


Bloggen, ik heb het nooit gedaan. En waarom zou ik? Ik heb mijn handen al vol aan mijn job: lessen voorbereiden, taken en toetsen verbeteren en boeken lezen om mijn leerlingen leestips te kunnen geven. Daarnaast heb ik nog mijn vrijwilligerswerk bij Transkript waar ik DAISY-boeken inlees, en zonder mijn muzikale hobby zou ik me maar een half mens voelen. Ten slotte heb ik ook nog een man die af en toe ook wat aandacht vraagt en verdient.

Ik keek dus wel even op toen de mensen van de Luisterpuntbibliotheek me vroegen om aan hun blog mee te werken. Want wat heb ik te vertellen? Toch niet meer dan elke andere lerares Nederlands die zot is van boeken, jeugdboeken, poëzie en het liefst al haar leerlingen aan het lezen wil krijgen. Maar toch, misschien ben ik wel een tikkeltje gepassioneerder dan de doorsnee-leraar: ik wil mijn leerlingen voortdurend andere, mooiere, boeiendere en meer bijzondere boeken laten lezen. Omdat ik vind dat elk kind en jongere recht heeft op die opmerkelijke, ontroerende, meeslepende of fascinerende wereld die er verborgen kan zitten achter een boekomslag.
Ik zeg elk kind, en dan bedoel ik ook elk kind. Ook het kind dat niet graag leest, ook het kind dat met woorden en letters worstelt tot het er hopeloos ontmoedigd van wordt. Dus ook mijn leerlingen met dyslexie.
En gelukkig zijn boeken, zelfs dikke en minder gemakkelijke boeken, nu erg toegankelijk geworden voor dyslectici. Want met de DAISY-boeken worden sprookjes en legendes, poëzie en spionageverhalen, thrillers en liefdesgeschiedenissen leesbaar voor iedereen.
Elke woensdag na schooltijd doe ik een uurtje vrijwilligerswerk. Ik ga een uurtje voorlezen. Niet voor een luisterend publiek, maar voor een microfoon en een geduldige studiomeester. Zij neemt alles op en zorgt dat de geluidsbestanden bij de Luisterpuntbibliotheek geraken. Daar worden van mijn voorleesuurtjes DAISY-boeken gemaakt: schijfjes met mp3-bestanden zodat wie een leesbeperking heeft toch van boeken kan genieten.
En dan ben ik nog niet tevreden. Want zo krijg ik echt niet al mijn leerlingen aan ’t lezen. Daarom zit ik op school in de bibliohteekwerkgroep. Want een school zonder bib is de naam school niet waard. Wilde plannen heb ik met die schoolbib, samen met drie collega’s die ook van mening zijn dat boeken belangrijk zijn.
Maar daarover later meer.

Hmm, als ik het zo bekijk is het misschien toch niet zo vreemd dat de Luisterpuntbibliotheek me vroeg om te bloggen. Want over boeken geraak ik moeilijk uitgepraat.

zondag 13 oktober 2013

Kom binnen en zet u!



'Wie wordt de Bibste van het land?' was het thema van de bibliotheekweek van vorig jaar. Wij grepen deze gelegenheid aan om u uit te nodigen om te dromen. Ja dromen. Niet zomaar en geen nachtmerries maar dromen over uw ideale Luisterpunt van de toekomst. Wat verwacht u van uw droombib? En wat zou je nu meteen willen veranderen?
 Een heleboel lezers kropen in hun pen, en andere lezers zagen we in levende lijve. Dat leverde boeiende en fijne ontmoetingen op. De e-mails, de briefjes, de telefoongesprekken én de tafelgesprekken gaven allen waardevolle en interessante informatie waarmee we aan de slag gingen voor ons volgende beleidsplan.

Ons beleidsplan dienden we eind september bij de overheid in. We hebben er een boeiend werkinstrument van gemaakt, mede dankzij uw inbreng. Dank u wel.

Ook dit jaar stemde het thema van de bibliotheekweek ons tot nadenken. ‘Thuis in de bib’ en ‘Kom binnen en zet u’ zijn de kernzinnen van de Bibliotheekweek 2013. Die loopt van 12 tot 20 oktober. “De campagne focust dit jaar op de huiselijkheid en het gastvrije karakter van de bib. De campagne wil de bib profileren als plek waar het goed toeven is. Een plek midden in de buurt, in de gemeente, de stad. Dicht bij de mensen en open voor alle mensen. De bib is er voor iedereen. Iedereen is er welkom.” Zo luidde het promotietekstje van Locus, het steunpunt voor de bibliotheken.

We kunnen er een politiek statement van maken. Iedereen is misschien wel welkom in de bib maar de bib is er zeker niet voor iedereen. Niet alle bibliotheken zijn volledig toegankelijk voor rolstoelgebruikers, kinderen met dyslexie voelen zich vaak niet zo welkom, niet alle bibliotheken hebben Daisy-boeken, het aantal groteletterboeken is zeer beperkt en brailleboeken zijn helemaal niet te vinden. Maar de bibliotheekweek is een feest. Laat ons niet zeuren. Niet nu.

Thuis in de bib en Kom binnen en zet u.
Als je de campagnewoorden overdenkt zijn wij wel een héél bijzondere bibliotheek. U komt niet bij ons maar wij komen steeds bij u, wanneer u het wenst. Mijn Luisterpunt is dag en nacht open (op een technische onderhoud na) en u bestelt uw boeken vanuit uw zetel, u moet niet door weer en wind. U kunt ons ook elke werkdag bellen met uw wensen, u vindt steeds een medewerker die u zo goed mogelijk wilt helpen. Wat u maar vraagt. Boeken worden thuis geleverd. Af en toe verdwaalt een boek maar meestal valt uw favoriete lectuur zonder verwijl in uw bus.

Met Knetterende Letteren proberen we u nauw te betrekken bij het reilen en zeilen van onze bibliotheek. We nodigen u uit voor onze feesten, we stellen nieuwe mogelijkheden voor en we proberen met de tijd mee te gaan, dat allemaal om u nog beter van dienst te zijn. Ja, er zit een afstand tussen ons, en samen een kopje koffie drinken gebeurt niet vaak, maar toch, maar toch …

Dit jaar gaven we in juni een geslaagd feest in de Vooruit, vorig jaar zetten we onze deuren open voor kinderen en jongeren met dyslexie. Zullen we in 2014 onze deuren nog eens openzetten voor iedereen? Komt u dan kennismaken, of kijkt u uit naar een prettig weerzien? Wel, het is afgesproken: in 2014 treffen we elkaar opnieuw, ín onze bib. Graag tot dan!

dinsdag 20 augustus 2013

Toen en nu

Luisterpunt bestaat 5 jaar. Knetterende Letteren-redacteur Mark De Haeck blikt terug, 5 jaar en meer ...


Ontzuiling
Toen had je zij en toen had je wij. De enen waren katholiek en de anderen pluralistisch. De enen lachten om de anderen. De anderen lachten om de enen.
Nu zitten beide partijen samen aan dezelfde koffietafel en werken zij beiden aan hetzelfde project: middelen tot zelfontplooiing en vrijetijdsbesteding -en dus tot ontvoogding en zelfredzaamheid- aanreiken. Aan iedereen, ongeacht zijn of haar persoonlijke geloofsovertuiging. Meer nog: intussen zijn beide partijen opgelost in één team. Soms zijn er wel nog kattigheden, maar die hebben dan niets meer te maken met toen.

Versnippering
Toen werden boeken soms drie keer ingelezen. Eén keer in Nederland en twee keer in Vlaanderen. In Nederland hadden ze al vrij vlug door dat met een versnippering aan krachten niemand gediend was en werd er een vernuftig systeem uitgewerkt om dubbele aanmaak te vermijden. Je moest ’s morgens vroeg opstaan en snelsnel een nieuw uitgekomen boek als eerste claimen. Wat zij konden, zouden beide partijen hier ook moeten kunnen. Er werd een Bijzondere Commissie in het leven geroepen die maandelijks bijeenkwam om dat te regelen. De overheid duidde als voorzitter een priester aan. Na tien jaar naarstig werken en onderhandelen was het zover: ook hier zou het niet langer mogelijk zijn om hetzelfde boek tweemaal in te lezen of tweemaal in braille om te zetten.
Nu is een dubbele aanmaak zelfs niet meer mogelijk in de Gezamenlijke Lage Landen aan de Zee. En wordt er hardop gedroomd over één collectie. Dat zou schoon zijn. Dat willen we nog meemaken. Ook over één bibliotheek wordt er naar verluidt gedroomd. Maar of ook dat een na te streven doel is…?

De vaat
Toen was er geen hiërarchie. Je had weliswaar een bibliothecaris, maar die was ons aller kompaan. We kibbelden om het voorrecht om samen met hem de vaat te mogen doen. De conversaties bij ’t afwassen behoorden tot de allerbeste, dat was algemeen bekend. “En in volle Raad van Bestuur neemt hij ontslag, staat recht, zoekt naar de deur, tast en tast en tast, vindt die vervloekte deur niet en gaat dan maar opnieuw zitten...”
Nu is er een afwasmachine. “Is het heus mijn beurt om haar leeg te maken?”.

Soms klonk het wél mooi
Toen kwam de grote poëet langs om te declameren. Hij ging zitten op een stoel in de opnamestudio. De studiomeester legde een langspeelplaat op de pick-up, de ene keer Mahler, de andere keer Debussy. En de dichter mocht beginnen. Woord en muziek werden samen in real time op één moederband opgenomen. Soms vulden ze elkaar mooi aan. Soms niet. Als het niet klonk, moest de luisteraar maar versneld doorspoelen. Pieppiep. Wachten. Ergernis.
Nu navigeer je in een handomdraai. Op vier niveaus.

De vooruitgang
Toen had je rekkertjes, moussekes en ellekes. De elastieken dienden om de verzenddozen van de cassetteboeken dicht te houden. De schuimrubberen lapjes om de overtollige ruimte in de verzenddozen van korte boeken op te vullen zodat de cassettes niet al te veel zouden rammelen. Met de ellekes die op de cassettes werden gekleefd werd het volgnummer aangeduid. Acht ellekes = acht streepjes = de achtste cassette. De letter “L” in braille bestaat uit drie punten op één lijn. Vandaar.
Nu zit je aan een elektronische informatieverwerkende machine en geef je een robot de opdracht om een boek te branden op een zilveren discusschijf.

Daisy-robot
Spiegel
Toen werd er volop gedronken, gerookt en gevloekt.
Nu is dat not done. Luisterpunt als afspiegeling van de voortgang der volkeren.

De zingever
Toen had je een overdaad aan regelgeving. Om erkend te worden als Speciale Openbare Bibliotheek (voor blinden, gevangenen of varenden). En om erkend te blijven als S.O.B. Er waren strenge normen voor collectie, afstanden tussen de rekken, leners, personeelsbestand. Als je je cijfers voor bijvoorbeeld de collectie niet zou halen, was het alle hens aan dek. Het kookboek van Paul Bocuse werd in stukken gehakt (voorgerechten, visgerechten, sausen, desserts, enzovoort) en elk hoofdstuk werd als apart boek snel ingelezen in een Mechelse afgedankte kinderkamer.
Nu zijn we groot en wijs genoeg om zelf te bepalen wat goed is en wat niet. Verliezen we onze motivatie niet daardoor? Neen, integendeel. Iedere dag danken we de goden dat we niet moeten werken in een generatorenfabriek en dat we mogen doen wat we doen. Voor onze lezers. Onze fantastische lezers.

Mark De Haeck

dinsdag 23 april 2013

Ocharme Murakami, door Dimitri Bontenakel

 
 
Of ik een luisterboek wilde komen inspreken. De vraag kwam van Luisterpuntbibliotheek, een organisatie die zogeheten Daisy-boeken beschikbaar stelt voor mensen bij wie de ogen niet meer mee willen, of voor wie een boek vasthouden lastig wordt. Luisterpuntbib streeft ernaar om minstens één boek uit een oeuvre door de schrijver zelf te laten inspreken, en ja, dat geldt ook voor hakkelende exemplaren die hun Antwerps accent amper kunnen verhullen. Of ik een luisterboek wilde inspreken? Natuurlijk wil ik dat! Hoe meer lezers, hoe beter (al dienen we hier technisch gesproken van luisteraars te spreken.) Een prima initiatief, eentje waar een uitroepteken bij past. Nog voor ik wist hoe zoiets praktisch in zijn werk ging, en hoeveel verlofdagen ik zoal diende op te nemen, had ik al bevestigd.
Ik kreeg te horen dat de klus in vier sessies geklaard zou kunnen worden, zestig pagina’s per sessie. God zij dank, dacht ik nog, dat De steek van de schorpioen slechts 240 pagina’s telt. (En ook wel: ocharme Murakami als Luisterpuntbib hem ooit opbelt voor zijn Opwindvogelkronieken). We legden agenda’s bijeen, en afgelopen dinsdag toog ik naar Laken voor het eerste inspreekmoment.
En arriveerde prompt te laat. Dat heb je als je in Brussel-Noord op een IC in plaats van een omnibus stapt, en dus niet in station Bockstael kan afstappen. Enfin, zo ben ik ook ’s in Dendermonde geweest. De Luisterpuntbibmevrouw luisterde attent naar mijn excuses, voerde me koffie en duwde me een studiootje in. Drie uur later mochten mijn okselvijvers en ik er weer uit. Mijn oren gloeiden van de hoofdtelefoon, mijn keel was schor en mijn tong had al die moeilijke woorden van die “strekenschrijver” hartgrondig verfoeid, maar de eerste zestig pagina’s waren een feit.
De Luisterpuntbibmevrouw gaf geen feedback maar reageerde wel enthousiast op de hoofdstukken die zich in Argentinië afspeelden – op Ushuaia na had zij er net dezelfde plekken als ik bezocht, en ze was er net zo hard van onder de indruk. Een gelukkig toeval. Zo konden we het daarover hebben, en hoefde ik me niet uit te putten in excuses voor al die keren dat ze de opnames had moeten onderbreken omdat ik het over een “neusheurn” had.
Nooit gedacht nog ’s kennis te kunnen maken met mijn personages. Welke schrijver herleest ook zijn eigen boeken?